74 DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW. Toen Huib van Hove in 1855 naar Antwerpen vertrok, kwam Jakob Maris onder leiding van Stroebel. Later toog Jacob naar Antwerpen, begaf zich vervolgens naar Parijs en werd daar een aanhanger van de nieuwere opvatting. Doch reeds toen, op zestienjarigen leeftijd, was Jakob Maris’ oog zoo juist en zijn artistiek begrip zóo ontwikkeld, dat J. H. Louis Meijer (Amsterdam 1810 ’s-Gravenhage 1865) de destijds befaamde zeeschilder (leerling van J. W. Pieneman), den jeugdigen Jakob het stoffeeren zijner strand- en zeegezichten opdroeg. Louis Meijer, die van 1853 1863 Voorzitter van Pulchri Studio was, schilderde in den uitvoerigen en gladden trant van zijn tijd zee- en strandgezichten, die zeer gezocht waren en alom geroemd werden. Toen Jakob Maris zich te Parijs neerzette, heerschte ginds de machtige invloed der nieuwere Fransche kunst van Diaz, Corot, Daubigny, Dupré en Rousseau, die, doordrongen van hetgeen Gainsborough, Bonnington en andere Engelsche kunstenaars voorgevoeld en uitgedrukt hadden, in Parijs de overtuigde verkondigers der nieuwe leer waren. Zij predikten: onmiddellijke gemeenschap met de natuur; opoffering van velerlei onderdeelen om tot grooter diepte van kleur en breeder licht en bruin te geraken. De invloed van die nieuwe, krachtige opvatting noopte Maris niet tot bloote navolging, maar wekte een verwant gevoel, dat zich wederom op geheel persoonlijke wijze uitte. Die nieuwe richting laat meer of minder, grootendeels of geheel, de onderdeelen na; zij bekommert zich weinig om het weergeven of uitdrukken van bepaald begrensde detail vormen, maar werkt met groote partijen. Zij geeft de natuur in het breede en summiere, zooals een mensch met scherp gezichtsvermogen haar zoude zien, wanneer hij de oogleden half sluit. Het doel is dan ook niet het trouw weergeven van de voorwerpen zelve, maar het

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1905 | | pagina 85