77
DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
dierenschilder P. F. van Os, jaren lang bewoner der hof
stad, diende insgelijks de nieuwe richting met volle over
tuiging. Als gevoelvol, geniaal impressionist heeft hij
heerlijke dingen ’t leven geschonken.
Een van H. van de Sande Bakhuijzen’s voortreffelijkste
leerlingen, W. Roelofs (1822—1894) schilderde aan
vankelijk, in den geest zijner tijdgenooten, doch zijn ver
blijf in Frankrijk vergrootte en verbreedde zijn inzicht.
Vol ingenomenheid met de kunst van Corot, Dupré,
Rousseau en Daubigny, leerde hij het bosch van Fontaine
bleau met zijne pittoreske omgeving kennen, waaraan de
jongere Fransche landschapschilderschool zooveel voor
hare vorming ontleende. Die kunst en hare natuurver-
tolking hadden invloed op hem. In dieper indringen in
het leven der natuur en in de macht om de atmosfeer,
den luchttoon en zijne werking op wolken en geboomte
weer te geven, munten Roelofs’ plassen en buiige land
schappen uit.
Die zelfde nieuwere opvatting wordt door Gabriël en
Julius van de Sande Bakhuijzen gedeeld. Gabriël (Amster
dam 1828—1903) verkeerde in zulk een innige gemeen
schap met de natuur, dat zijne gevoelige landschappen,
zijne plassen en kreken hare stemming steeds uitmuntend
vertolken.
Ook Julius Bakhuijzen huldigt de nieuwe opvatting,
welke een en ander van de nu en dan droge uitvoerig
heid prijs geeft voor grootere diepte van kleur en
breedheid van behandeling. Zijne kunst munt uit door
verscheidenheid in de keuze van onderwerpen. Als tijd
genoot en geestverwant dezer moderne landschapschilders
sluit zich J. H. Weissenbruch (’s-Gravenhage 1824— 1903)
bij hen aan. Hevige effecten, schitterende luchten, onver
gefelijke trekvaarten worden door den geestdriftigen
colorist met buitengewoon talent geschilderd.