DE HAAGSCHE SCHILDERKUNST IN DE I9E EEUW.
79
over
welwillend het Beschermheerschap
Broederschap.
Voorloopig koos men de groote zaal van het hotel
De oude Doelen voor het geven van kunstbeschouwingen.
Voor het teekenen naar mode] behielp men zich aan
vankelijk met eene kamer naast de toenmalige vleeschhal
op de dagelijksche Groenmarkt, en verhuisde na December
’47 naar de groote zaal boven het Boterhuis op de
Groote Markt.
Van den Doelen trok men in den winter van 1848 49
voor de kunstbeschouwingen naar de Loge-zaal op den
Fluweelen Burgwal. Een paar jaar later, in 1851, vond
men boven de school van het Departement tot Nut van
’t Algemeen, op den hoek van Buitenhof en Gevangenpoort,
waarin nu het kadaster gevestigd is, een geschikt lokaal,
om des Woensdags en Zaterdags naar hartelust te
teekenen.
In alle opzichten nam het Genootschap van lieverlede
in bloei toe. De teekenavonden werden destijds zeer druk
bezocht. Menigmaal schaarden zich dertig tot veertig
teekenaars rondom het model Sommigen wisten die
studiën zoo vlug en behagelijk te teekenen, dat hun
„standje” menigmaal als geestige, losse aquarel dadelijk
een kooper vond.
Daarbij heerschte er een opgewekte, hartelijke toon
onder de bentgenooten, terwijl de kunstbeschouwingen
zeer in den smaak vielen, en Koningin Sophia met Prins
Alexander, Prins en prinses Hendrik daarvan getrouwe
bezoekers waren. Intusschen nam het verlangen naar een
eigen gebouw meer en meer toe. In 1861 deed zich de
welkome gelegenheid voor, om het hoofdgebouw van het
Hofje van Nieuwkoop met den ruimen tuin te huren.
Men zou hierdoor in het bezit komen van eene groote
teekenzaal, tevens uitmuntend geschikt voor het gezellig
de nieuwe