g6 DE GEVANGENPOORT. crediteuren gegijzelde, Pieter Leendertsz., alias „’tjonge hondeken van Soetermeer”, verder zekere Claes Hals, Peter Cornelisz., benevens eenen Caerl ’t Smitsaert (Merschaert), wonende te Haarlem. Voorts beneden in de „geole” was opgesloten („daer hy gelogeerd was”; volgens eigen getuigenis) Arent Reyersen, diener van den Proc.-Gen. ,,’t Jonge hondeken” nu was 29 Jan. zeer ontstemd, wijl de cipier dien dag hem zijn groot dubbel bed had ontnomen, waarop hij 30 weken had geslapen, en dit gegeven aan twee juist aangekomen huislieden uit Sloten en Sloterdijk. Het nieuwe kleine bed (volgens den cipier ongelijk beter, dat hij twee jaren bewaard had voor zijne vrienden en tot dusverre niet voor eenig gevangene; volgens Reyerseneen zeer schoon bed en volgens Leendertsz.: een „zeer arch bedt vol lappen”) had de laatste dan ook op den grond gesmakt en was hij sedert in het stroo gaan slapen. Onze Soetermeerder, meenende „voorts dat de chypier den gevangens nyet zoe zeer vruntlyck es, als een chypier wel behoerde te wesen”, was die nacht zoo onrustig geweest, dat Hals er niet van had kunnen slapen, waarover deze des avonds te ruim 8 ure hooge woorden had met Doncker, die op zijne beurt kort daarop door zijn dochter Dignum en jongen deze 4 gegijzelden had laten aanzeggen naar hun bed te gaan. Hals voldeed niet daaraan, maar eischte eerst nog een of twee stoop biers; op aandringen van zijne kinderen had de cipier een kan bier laten brengen. Doch nu bleef Hals heen en weer loopen, veel „ongebonden” woorden sprekende, waarop de cipier, bevreesd voor verder ongemak, op de binnenplaats was blijven heen en weer loopen, van ongeveer 11 tot 12 ure, tegen welk uur op de Ridderkamer door Gleser tegen den zolder werd geklopt, eischende deze op zijne beurt

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 104