98 DE GEVANGENPOORT. C. P., 1572 tot ’90; 1600, no. 8. en sterk gedronken werd door de gevangenen; gewoonlijk, als hij aan tafel zat, bemoeide hij zich echter daar niet mede. Op nieuw ondervindt Doncker overlast ter zake van Beloo in het laatst van Aug. 1600. Een edelman, Ernst Borck (uit de Paltz) kwam met een ander edelman de broeder van Capiteijn Marssou des Zaterdags tegen vijf ure op de Poort om den jonker te bezoeken. Vragende, waarom deze zoo lang bleef zitten, zeide de cipier „oorzaak daarvan zynde, dat Beloo te hoog met goede gezellen geteerd had en dat de goede gezellen hem te veel gezelschap hadden gehouden”, daarbij het verzoek doende bij het naar boven gaan „Beloo geen verdere kosten aan te doen”. Bij het weder afgaan hadden zij den cipier gevraagd, wat zij schuldig waren voor den gedronken wijn, waarop deze verklaard had van „niets”, denkelijk er bij voegende „bruyt de trappen hyer off”, wat de Duitscher beantwoord had met een behoorlijk onverstaan baar Duitsch scheldwoord, door den cipier als „schelm” opgevat. Reeds toen hadden zij Doncker met het rappier bedreigd; doch om zeven ure ongeveer, liggende over de „baillie” van de Poort aan den vijverkant, werd hij nu plotseling aangevallen door Borck even te voren beëedigd door den Raad van State als „Capiteyn van Zyner Excellenties garde”, welke zijn „gebloot geweer” trok; zich toen bukkende, had Doncker hem bij hals of hoofd gegrepen, zelf „voorts zyn opsteecker treckende” om zich te verdedigen. Borck had daarop zijn wapen laten vallen en werd toen weggevoerd door Goeswinus Meurskens, bij wien hij juist gegeten had, een zwager van Joest van Leeuwen.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 106