DE GEVANGENPOORT. IOO 1) C. P., 1607, no. 34; 1609, Portef. B, no. 39. Denkelijk waren er voldoende redenen om ook deze zaak maar niet streng te vervolgenzeker blijkt de positie van cipier in beide gevallen nu juist niet van de aange naamste soort. Daarbij komt, dat het Hof ook achterstallig was in de uitbetaling aan hem van verschoten gelden. Immers op 29 Mei 1601 was Yman Renyerse Telle op last van het Hof door den officier van Zierikzee op de Poort gebracht en op de Yzeren kamer gelogeerd „duer last van myn Heer den fiscael.” Op 1 Oct. 1603 werd hij vervolgens door den Proc.-Gen. in de giool gesteld, om daar te houden als „crimineel” op 8 st. daags. In 1604 wil nu Doncker gaarne betaling van het Hof van 861 ponden deswege, vallende hem moeilijk dit achterwezen te dragen, nu hij bovendien met vele gevangens is belast. Zijn ordinaris kosten tot 16 st. daags, twee stuivers van bedde, beliepen te samen (855 dagen ad 0.90) en die voor het giool tot 8 st. daags ende twee stuivers van bedde (183 dagen ad 0.50), of respectievelijk 769 pond 10 st. en 91 pond 10 st. Op grond van de ordonnantie van 1585, gewijzigd in '96, toont de Proc.-Gen. het Hof aan, dat in beide gevallen geen sprake kan zijn van 2 stuivers extra te rekenen, omdat in het eerste geval de verhooging tot 16 stuivers was geschied ter wille van het consumeren van zijne meubelen, waaronder dus de bedden behoorden, en bij de giolen tevens de verhooging was toegekend „mits deze gevangenen voorziende van stroo, bulthen ende andere behouften.” x) Cipier Doncker rookte dus hier geen lekker pijpje; of hij het gevraagde mandaat tot uitbetaling kreeg, blijkt in deze stukken niet; maar wel uit de resolutiën, dat op 3 Mei 1607 de kosten

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 108