io3 DE GEVANGENPOORT. C. P., 1609, Portef. B, no. 39. De bekende Hugo de Groot als advocaat-fiscaal leidde toch, op 30 Maart en volg, dagen, een onderzoek naar, bij het Hof ingekomen, klachten van een aantal gegijzelden omtrent hunne behandeling door den cipier en de al of niet rechtmatige klachten tegen hem. J). Jacob van Nes, Lenard Willemsze Verschoor, Adam van Oppervelt, Barthout van Vlooswyck, oud-burgemeester van Rotterdam en Martin de la Flye, allen huizende op de Ridderkamer en Vrouwenkamer, hadden als hunne klachten aangebracht, dat de cipier hen geregeld gaf, d.i. al sinds weken „heel oneetlyke” boter, zoo aan tafel als in de spijs gekookt, ook wel „vleysch, dat heel stockigh ende luchtende was;” verder werden de andere gevangenen „altemet eer aangerecht als de gegyselden op de Riddercamer”maar ook heet de spijs, overschietende van die andere gevangenen, te worden „dikmael daernae gebracht op de Riddercamer,” zeer ongeregelddan eens om elf, dan om twaalf, dan om een ure. Asch op den haard blijft soms drie dagen en langer liggen; eenige bedden, den gegijzelden gegeven wordende, zijn vol van „ongedyerte ende onreynicheyt” en „dat oock de earner nyet en werdt geveecht nae behooren ende zeer vol stanex is.” Dat boden, die brieven brachten of anderen, b.v. ook rechtskundigen, die met de gegijzelden te spreken hadden, niet werden toegelaten, „twelck altemet gebeurde als deselve personen quaemen ’s morgens voor achten ofte oock nae elff uyren op den middag.” Andere advo caten verder weigerden te komen van wege den stank. Van Vlooswyck verklaart nog b.v. „dat het cleyn byer soo slecht was, dat hem deposant nyet wel mogelyck en soude syn daerby te leven.” Van Nes heeft om deze redenen dan ook zijn eigen kost gaan doen; deze deelt

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 111