3 DE GEVANGENPOORT. HOOFDSTUK V. De Poort tijdens het verval der Republiek, 1703 1795. gebleven processtukken van den Hove of z.g. „Crimineele Papieren” na 1600. De Poort als gevangenis mede aan gewezen ten behoeve van den Hoogen Raad, Hoogen Krijgsraad, Gecommitteerde Raden en Raad van Braband. In het algemeenzitten in gemeenschap der gegijzelden en civiele gevangenen. Hun onstuimig optreden nu en dan tegenover den cipier, hunne beraamde en welgelukte ontsnappingen, in volgorde behandeld. Minder goede toestand der spijzen of behandeling door de cipiers. Wijze van pijniging. De aanleggers van den aanslag op Prins Maurits. Finantieele regelingen, getroffen met den cipier tusschen 1634 en ’48. Onverantwoordelijke houding in het algemeen der cipiers na 1660 en samenspanning met de gevangenen. Buat, Van der Graeff, De Witt, Tichelaar, Van Banchem en De Wicquefort. Cautie van ƒ4000.voor den cipier bepaald in 1680. pag. 84. Cipiers voorloopig ondeugdelijk, later beter. Twijfel achtige spijziging aanvankelijk. Opvolgende ontsnappingen van gegijzelden en andere gevangenen, ook voor den Hoogen Raad of Raad van Braband, en onopgeloste geschillen deswege met het Hof Provinciaal over de jurisdictie op de Poort. Tijdelijke vereeniging van het ambt van Drossaart met dat van Cipier en aanstelling van een Ondercipier tusschen 1752 en ’74; opnieuw gescheiden in 1784. Instructie van 1680; eenigszins gewijzigd, opnieuw vastgesteld in 1738 en ’54. Eduard de Witte, Pieter van Brakel en Frans Mourand. pag. 170.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 11