ii5
DE GEVANGENPOORT.
van
t) C. P., 1641, no. 4.
2) C. P., no. 7.
een examen
van het Hof,
heeft blijkbaar niet steeds het doel bereikt, dat men zich
voorstelde.
Op 7 Maart 1641 i) werd b.v. mede
gedaan, in presentie van eenige Heeren
op Govert Francqen wegens manslag.
Deze „out in de 60 jaeren, eerst gebracht op de
examineercamer, seght in den manslagen van Aert Chielen
ontschuldigh te syn, verclarende noch binnen, nochbuytens-
huys een mes uitgehad, veel min den nedergeslagene
gequest te hebben”.
„Daernaer gebracht in de pynkelder, ontkleet, geblint
ende gebonden in de put sittende, persisteert by syn
ontkenning.”
„Daernaer hebbende ’t gewichte aen de voeten, per
sisteert alsnoch”.
„Eyndelick een weynich opgehaelt synde, is echter
blyven persisteren”.
„Des anderen dags wederom op de examinatiecamere
gebracht synde, blyft alsnoch persisteren by syn ont
kennen”.
Het Hof
Terugkeerende tot Hesselsz., valt allereerst aante-
teekenen, hoe in het algemeen zijne gevangenen door
hem bediend werden. Uit een informatie, door den
Adv.-Fiscaal De Groot op last van het Hof ingesteld op
25 Febr. 1613 2) naar het „tractement van den cipier,
doende aen de gevangenen op de Voorpoort”, blijkt in
het algemeen, dat krachtens art. 9 der Ordonnantie
ontsloeg den man dan ook (blijkens de
Resolution) op 14 Maart onder speciale handtasting
onmiddelijk terug te keeren op eerste aanmaning.