n8 DE GEVANGENPOORT. C. P., no. 19. van de Heeren en had dus ten deele in sommige reeten, ten deele in het secreet van zijn giool. Voor zijne ontsnapping zoude ook gezorgd worden door bij hem mede een gat te breken. Zij moest nu echter nog een groot breekijzer en een nijptang zien binnen te voeren. Daarvoor bracht zij dan ook op een goeden dag mede haar vriendin Beata Oxenfelt, Wedwe. Christoffel Hanssen, welke dat groote breekijzer (N.B.) onder haar rokken had verstopt; doch de cipiersvrouw had dit op haar bevonden, toen zij haar „besocht” had. En zeker niet lang daarna was ook Sara in de keuken onderzocht, bij zich hebbende de 2 „hand vaten” der boren, benevens een nijptang, welke laatste op haar bevonden werd; toen had zij de handvatten door het venster weten te werpen in het hek op de binnenplaats. Het verder verloop der zaak blijkt weer niet; wel dat nog een vrouw „Hoedemaker” daaraan debet was, die nog al eens op de Poort kwam om haar echtvriend te bezoeken. Deze Willem Jansz., hoedemaker, verwachtte echter zelf gratie zijn vrouw de zaak verboden. Het vermelde was echter geschied onder den cipier Jan Ysbrandtsz. van Groenesteyn of Cronesteyn, welke op 27 Jan. 1620 was opgetreden, nadat zijn voorganger, na in 1616 en op 13 Nov. 1619 reeds van wege het Hof over zekere tekortkomingen te zijn vermaand, op 6 Dec. te voren den gevangene Metsuu had laten ontsnappen. De nieuwe cipier was al niet gelukkiger, want in 1622 trof hem op 46-jarigen leeftijd het ongeluk, dat zijn gevangene Jonker Jacob Ulefelt uit de Witte kamer langs een touw wist te ontsnappen. Overdreven duidelijk nu vindt men de zaak niet omschreven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 126