i3i
DE GEVANGENPOORT.
Emmetje verzocht, dat zij voor een kruier zoude zorgen
op den volgenden morgen tegen 7 ure.
Inmiddels had Cuijper reeds op den namiddag „aen
de klinck vant slot vastgemaect zeker touwetje, bij hem
van wit gaern gemaect ende met wasch bestreken, ende
't lijnwaet an de hemel vant koffer doorgesneden om
door die scheur lucht te scheppen, ende oock eenige
dagen te vooren ’t plancke voirt slot van binnen afge-
broocken omme daer deur gemackelijk ’t voorsz. touwetgie
door ’t slot na binnen te cunnen trecken ende toe te
houden.”
Keijser geraakte thans in slaap; Cuijper nam nu de boeken
uit den koffer en verborg deze, denkelijk onder een bed
stede. Toen de meid den volgenden morgen kwam, had
Keijser haar nader gemaand, haar inmiddels reeds wijs
gemaakt hebbende, dat hij de boeken aan zijn advocaat
moest terugzenden, hebbende daartoe order van den griffier,
waarop zij hem vroeg: waarom belast ge er uw vrouw
niet mede, dan kan zij de mannen naar haar zin betalen
Hij antwoordde: „wilt gij mij dien vriendendienst niet
doen? Mijn vrouw is swanger, die can soo niet voort.”
Thans ’s morgens drong hij op nieuw bij haar aan „want
er haest aen was, dat het gisteren al moste wegh geweest
sijn, dat hij er ordre toe gecregen hadde.” Daarop had
zij den kruier gehaald; Cuijper ging fluks in den koffer
liggen; Keijser hielp dien met den kruier afdragen tot
aan de trapdeur, betaalde toen 6 st. loon aan den kruier,
die het vrachtje verder bracht bij den bode op Dordt in
de „Snoek” in de Spuistraat.
Op 1 April verklaarde de meid, dat zij den cipier geen
kennis had gegeven van het uitdragen „vant voorsz.
koffer met allen haest” en dat deze bij het uitgaan niet is
gevisiteerd, wel bij het binnenkomen vroeger „ende
dat sij daeromme ende om Jt selve wederom te visiteren