DE GEVANGENPOORT.
I4I
Zoo zat dit jaar, kort te voren, zekere Westacker, eerst
alleen in het „treurkamertje,” daarna met Johan Charlant
daarboven op het „craemcamertje’’. Op beide kamers kreeg
hij geregeld bezoek van zijn huisvrouw, hetwelk hem
werd toegestaan zoowel door den cipier, diens vrouw,
of de dienstboden. Geweigerd werd dit bezoek nooit,
tenzij er „eenig belet was op de examineerearner," de
eigenlijke toegang.
Van dit „craamkamertje” kon de deur door de dienstmeid
Agnis Boelaert met „haer hayrnaelde” geopend worden.
Op een goeden dag laat Agnis na zoo’n bezoek de
vrouw uit, maar vergeet echter die deur te „sluiten”; terwijl
zij nu met haar nog een praatje maakt aan de buitendeur,
neemt Westacker de gelegenheid waar ’t is hem niet
kwalijk te nemen, dunkt me om meteen nu weder de
vrije lucht in te gaan. Bovendien blijkt thans, dat de huis
sleutel van de Voorpoort „altoos was hangende beneffens
de selve deur”. Vrouw Westacker had nooit een „foijtge”
verstrekt aan den cipier of diens vrouw, wel aan de meisjes,
als zij voor haar een boodschap hadden gedaan.
Agnis had het zelf bevreemd, dat zij op zekeren dag
zekere Pesser, zittende op de Vrouwekamer, had aan-
getroffen bij George Karij op de Ridderkamer.
Een en ander schijnt geen aanleiding gegeven te hebben
aan het Hof om verdere voorzieningen in de bestaande
instruction van den cipier te ontwerpen; deze blijft bewind
voeren tot 18 Nov. 1678, toen het Plof streng tegen
hem moest optreden.
In Maart 1675 werd op de Poort gevangen gebracht
de bekende Abraham de Wicquefort, destijds „Historie
schrijver van Holland”, officieel aangesteld door de Staten
van Holland, doch niet door ieder als Hollandsch onderdaan
i) C. P., a.v.