DE GEVANGENPOORT. 144 1) Dit blijkt ook uit Plattegronden van circa 1680. Collectie Kaarten, Algemeen Rijksarchief, no. 3313. De cipier „in den kelder bezig zijnde met vleesch en spek” had wel eenig geschreeuw en geraas gehoord, maar niet wetende wat er aan de hand was, dacht hij, „dat het kijven op de kinderen was”. Denkelijk bevond hij zich dus in den kelder onder de examineerkamer. Jonck had beide vrienden voor zijn giool zien komen, toen hij den vorigen nacht den grendel van de tweede gangdeur had afgeschoven; doch hij schijnt niet verder medeplichtig te zijn geweest en is dan ook op de Poort gebleven, om een kleine drie jaren later wegens zijn hoogst onbehoorlijk gedrag als een „exempel” te worden gegeesseld. Het Hof kwam nu tegelijk achter andere onachtzaam heden van den cipier bij nader onderzoek naar zijn gedrag. Drie maal ’s weeks onderzocht hij de gevangenis maar niet altijd de giolen; alleen ontsloot hij deze als er nieuw stroo werd gebracht of anders en voelde dan of de grendelsloten goed dicht warenden avond te voren had hij de giolen gevisiteerd, maar niet gezocht naar ijzers, messen of andere instrumenten. Om geen moeilijkheid te hebben met Van Banchem, had hij niet alle avonden de blinden gesloten voor de glazen van de Ridderkamer, „waar Van Banchem zit”. Het slot, dat gehangen moet worden aan het bovenste blind zou nog wel op de kamer zijn. Gedurende den tijd, dat echter Van Banchem daar heeft gezeten, heeft hij nooit de bovenste blinden gesloten, omdat hij het slot toch ook niet zoude kunnen vinden. N.B. De baljuw zat dus op de z.g. „De Witt’s kamer.” Ook heeft hij niet alle avonden de blinden gesloten voor de glazen op de kamer, „waer Wicquefort sit”, en

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 150