’51
DE GEVANGENPOORT.
21
van
op 3 Maart werd zijne
artikelen, vastgesteld,
met de oude ordonnantie
instructie, bestaande
In hoofdzaak kwam zij
van 1632, doch was
zij te scheep van Bremen, zoo zij meende naar Hooghzijl,
doch zij voer recht door naar Amsterdam, waar zij zeer
berooid aankwam; hier, op 16 Juli ’s avonds om elf ure,
kreeg zij van De Wiquefort’s zoon vier ducatons, waarvan
haar man er haar drie ontnam en de andere strekte om
den schipper te betalen. Toen zij den volgenden morgen
tegen 10 ure het schip wilde verlaten, (haar man was er
bijtijds van door gegaan), werd zij een kwartier daarna
door de „dienders van Justitie” gevangen genomen.
Deze armzalige geschiedenis nu maakte niet veel indruk
op het Hof. Immers men vindt aangeteekend„Geresolveert
haar strengelijck te geesselen en te laten brengen in
het tuchthuijs voor ses jaren”. Een minderheid was zelfs
voor tien jaren straf.
De grieven, die -het Hof nu hierbij tegen den cipier
Helmus had, deden hem zijn ambt verliezen. Het kwam
van hem niet te pas uittegaan naar de „halle” en dan alle
sleutels te geven aan de meid, in plaats van aan zijn vrouw.
Hij zou dan beter hebben gedaan door ze weg te sluiten in
geen geval had de meid den sleutel noodig van de kamer van
De Wicquefort, die bediend kon worden door het „(schaft)-
gat van de deur”. Ook had hij thuiskomende de gevangenis
wel eens kunnen inspecteeren. En bovendien wenschte
men te weten „of hij en zijn vrouw niet verscheiden
malen boven bij Wicquefort hadden gegeten en gedronken
wijn, candeel en vin brulé, en of hij niet gebraden vleesch
en andere spijse uijt het huijs van Wicquefort had doen
halen en ontvangen en aan hem overgegeven”.
Op 21 Febr. d.a.v. deed Arnoldus Michielse
Dollen zijn eed als cipier en
uit 35
overeen
eenigszins anders geredigeerd.