J54 DE GEVANGENPOORT. J) C P., 1679, Portef. A, no. 12. Art. 34. Voor alle comparities, beneden op de examineer- kamer „int reguarde van de civile gevangenen” gehouden, ontvangt hij f 1.— ’s zomers en f 1.50 ’s winters. Art. 37. Nooit, onder welke omstandigheden ook, zullen de cipier of diens vrouw van gevangenen of iemand anders, geschenken of giften aannemen. Voorloopig gaat het met dien cipier. Een vrij talrijk gezelschap gijzelaars op de Witte kamer vatte inmiddels in Oct. 1679 het plan op om te ontvluchten, waarin de gevangenen op de IJzer-kamer daarbeneden mede het noodige belang stelden. Hoe de zaak ontdekt werd, blijkt eigenlijk niet; maar wel, dat men boven reeds duchtig aan het zagen of doorvijlen van de traliën bezig was. Een daarvan was reeds nagenoeg doorgevijld, toen het bleek, dat zekere Jan Gerritz. Cas, die men toch moeilijk kon achterlaten, te dik was om er door te komen. Een zaag was nu noodig om een stuk hout uit het kozijn te zagen. Die moest men dus zien te krijgen, maar een touw had men ook nog noodig. Zekere Bastiaan van der Burgh, uit Rotterdam, bracht hen eerstgemeld voorwerp in een reistaschje mede. Door groot geraas te maken, zingen, springen en dansen wist men het geluid van het vijlen te verbergen, ’t Was bepaald jammer, dat hun toeleg mislukte, want hun wel gemeende bedoeling was: „op Zaterdagh uijttegaan en noch op Amsterdamsche kermis bergemotten te eten”. Op 13 Oct. besloot het Hof deswege: van der Burgh te laten geesselen en voor altijd te bannen. In 1680 werd nu Vonk om verschillende redenen van zijn ambt ontzet of ook wel „gedeporteerd”. Er zaten in ieder geval wilde haren in hem, want op 9 Nov. 1682 blijkt „Vonk, gewezen cipier, dronken in gezelschap

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 160