155 DE GEVANGENPOORT. geweest met Capiteijn Zeger Lauwijck en meer anderen, en die Lauwijck en het gezelschap uit de Poort gelaten hebbende en meer andere zaken, contrarie zijne instructie gedaan hebbende, voor eeuwig gebannen”. Besloten was echter reeds op 2 Sept. 1680: tegen hem crimineel optetreden, wegens het laten echappeeren op 30 Aug. van twee gevangenen, Cornelis Sluymer en Bernards. Emmerij had dus alle reden om op zijn hoede te zijn. Hij had nog altijd onder zijne bewaring een paar ons Het Hof zal zich bij zooveel slechte ervaringen, binnen zoo korten tijd, wel moedeloos gevoeld hebben. Op 6 Sept. 1680 beproefde het echter op een paar nieuwe voorwaarden in gebleken leemten te voorzien. En die voorwaarden waren niet malsch. Aan de bepaling van verband op des cipiers lijf en goederen, werd thans toegevoegd, dat een cautie van 4000 guldens moest worden gesteld. Hoewel de benoemde „Velthoven” gaarne het baantje had, zag hij geen kans aan die bepaling te voldoen, zoodat op denzelfden dag Willem Emmerij werd gekozen, voor wien zijn vader dien borg stelde. De instructie werd van 40 tot 43 artikelen uitgebreid. Een paar artikelen werden daarin geamplieerd, zoo in art. 15, dat de cipier de straf zal dragen, die de gevangene zoude geleden hebben, wanneer deze door zijne negligentie ontsnapte, ook in art. 16, dat hij aan den lijve strafbaar was „soo verre ’t ontvluchten geschiedde door faute van een van zijn dienstboden”. Bij het ontsnappen van gijzelaars zoude de cipier het na deel moeten voldoen en vergoeden, dat de geïnteresseerden daardoor zouden lijden. De geheele instructie is nu overigens iets anders geredigeerd dan in 1632. (Zie aan het slot: Noot M, voor deze volledige instructie).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 161