i59
DE GEVANGENPOORT.
daartegen en kreeg toen die puin in zijn bedstede, welke
vuiligheid hem hinderde; daarin verkoos hij niet te leggen
en dus had hij ze onder zijn stroo gewerkt. Nu! den
cipier had hij daarvan niets gezegd „wijl het hem voor
kwam, daartoe niet gehouden te zijn, zelf gewoon was
zijn giool schoon te maken en de gevonden puin niet
meer dan in een voorschoot weg te dragen was”.
Van den gebroken beitel en de boor weet hij niets,
evenmin van hun vindplaats; „wel dat in den aanvang
van zijn gevangenschap alhier hij in zijn giool verscheiden
instrumenten gevonden heeft en onder anderen een saegh,
doch dat hij zich noijt van die instrumenten bedient heeft
om iets te breecken, schoon hij deselve verscheijden jaren
achter den anderen gehadt heeft, en dat er luide op de
Poorte sijn, die het eeten aen de gevangens brengen,
die deselve van instrumenten voorzien en namentlick de
cipier selfs, die aen Lauwerwald eenige instrumenten
gebracht heeft om een canarie-vluglit (vlugt of kooi) te
maecken".
Op de vraag, waarom het gat in den vloer zoo lange
jaren kon hebben bestaan, zonder dat de schoonmaaksters
ook laatst nog het ooit zagen, verklaarde hij verder
nog goedmoedig, „dat de schoonmaecksters daer ordinaris
wat licht over loopen”.
En nu het getuigenis van Lauwerwald Deze verklaarde
nimmer instrumenten gehad te hebbenhet gat, tusschen
hem en Jonck, was bij zijne komst reeds aanwezig;
noch cipier, noch diens volk had hem ooit instrumenten
gebracht. Ook was hij niet van plan om met Pieterse,
door den gang te breken en op nieuws te evadeeren.
(Blijkbaar was hij hier niet lang te voren ingebracht
wegens eene poging tot ontsnappen). Hij meende,
dat de timmerman beter dan hij zelf er over oor-
deelen kan of de gaten al dan niet geboord zijn met