IÓ2
DE GEVANGENPOORT.
C. P., 1693, Portef. B, no. 13.
ontvluchting, b.v. het toedienen van een slaapdrank aan
den dienaar der justitie of het uitbreken van een tralie
uit de examineerkamer, verder wist zij voor een hunner, die
haar trouwbelofte deed, zoo spoedig hij in zijn Fransche
landstreek zoude terug zijn, een wisselbriefje van 484.
guldens te Amsterdam te incasseeren. Op 1 April "94
werd zij veroordeeld om te worden gegeeseld, daarna
zes jaren opsluiting in een tuchthuis en verder ten eeuwigen
dage verbannen uit de boven vermelde provinciën. r)
Een andere 22-jarige dienstmaagd bood in 1695,
denkelijk ook op trouwbelofte, mede de behulpzame hand
in de ontvluchting van C. van der Hoeven, een der, in
het voorjaar door den Krijgsraad veroordeelde, vier
zeekapiteins. Reeds lang voor Pinkstermaandag, 23
Mei, at deze geregeld met den cipier in de keuken op
de binnenplaats, nabij het „treurkamertje”, waar hij
gevangen zat. Op 21 April had de Griffier van het Hof
den cipier gelast bij den kapitein in plaats van zijn
zoon nu en dan iemand zijner vrienden toe te laten,
ook om hem ter wille zijner gezondheid af en toe
„mits dat het met circumspectie en securiteijt geschiede”
vrije wandeling te geven buiten die treurkamer. Van
der Hoeven hield zich nu beide Pinksterdagen ziek te
bed. gaf geen antwoord op de hem gedane vragen en
kwam dus niet in de voorkeuken ter maaltijd. Vermoedelijk
had hij de gedienstige, Grietje Hendriks, bijtijds lekker
gemaakt met de belofte, dat zij met zijn zoon zoude
mogen trouwen, „wiens moeder toch ook maar een meid
was geweest”. Nadat de kapitein ’s namiddags van Pink
stermaandag zijn reiszak onder de dekens had gestopt,
daar bovenop aan het boveneinde, zijn bonte muts
geplaatst had en verder de muilen voor het bed