8 DE GEVANGENPOORT. De Riemer, I. p. 171 en volg. 3) Bijdr., a.v., p. 54. De schrijver doolde destijds, ten gevolge van gebrek aan voldoende gegevens; De Riemer is juist. 8) Baljuwrek. no. 1259. hen, welke met vleesch van buiten kwamen en hier stand plaats vonden De poort van 1343 was minder diep ver moedelijk dan thans, terwijl dat de beek er voorbijstroomde, welke in de 14de eeuw werd overkluisd en onder de nieuwe poort zelve dan werd doorgevoerd. Als gevang zal zij in die eeuw wel geen dienst gedaan hebben. De „steenwaerder”, in 1353 bekend, was toen de portier van den Hove, welke de inderste” poort bewaarde. 1 Hier moet sprake zijn van den „steen” op den Nederhof, t.w. van den „Diefsteen” tegenover het Achterom, bij den z.g. Practizijnshoek. 2) Later staat dit gevang bekend als plaats van bewaring van gevangenen uit het vlek zelf; in de 14de eeuw diende het mede voor gevangenen van grafelijkheidswege, waarover ook de baljuw toen rechtte. In 1393 ’94 toch werden vijf mannen uit Den Briel in den Diefsteen gebracht „daer myn Heer over gerecht woude hebben”; bovendien nog twee anderen en een man uit Middelburg. Zij kwamen allen aan het rad; twee „nieuwe stocken op die vanghenesse” werden toen tevens 'gemaakt. 3) Over wederspannige edelen, krijgsgevangenen van rang of politieke mis'dadigers uit de steden zal toen de Graaf gehandeld hebben naar gelang van omstandighedenvoor hen zullen verschillende sterke grafelijke sloten of stedelijke steenen gediend hebben. Men herinnere zich b.v. de gevangenzetting op het slot Rupelmonde van Frank van Borssele na zijn huwelijk met Vrouw Jacob en het twijfelachtige niet door gevoerde, bevel tot zijn terechtstelling aldaar. Reeds in

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 16