166 DE GEVANGENPOORT. naast den aschbak met den medegenomen sleutel en stapte vergenoegd met den pachter de vrije lucht in. Met hem en zijne vrienden leefde zij daarna genoegelijk een half jaartje samen. Terwijl nu Emmerij en diens vrouw terug kwamen aan de Poort, ontdekten zij vrij spoedig, wat er gebeurd was. De cipier ging daarop zeer ontsteld in den hoek van den haard der keuken zitten suffen; de vrouw inviteerde ter verpoozing een paar harer bekende vriendinnenzij brachten eerst den cipier te bed en gingen daarna het eten aan de gevangenen rond brengen. Ruim 8 ure kwam de Drost den toestand opnemen. Op 15 Maart besloot het Hof de meid „bij klokkeslag” in te dagen, 300 guldens te zetten op hare arrestatie, en verder inmiddels de Poort door twee dienaars der justitie bij dag en nacht te doen bewaren. Wel dacht men er toen over om den cipier wegens zijne verzuimen en anders ook „om sijn onbequaemheijt door den dranck” af te zetten, maar men hoopte eerst de meid te vangen, waardoor beter door den geheelen Raad over de zaak ware te oordeelen. Intusschen vond het Hof het verdacht, dat de cipier, in Juli en Sept. 1702, achtereenvolgens een en twee oxhoofden wijn van den broeder van den pachter uit Leiden zoude hebben ontvangen en bovendien in Nov. een zeer schoon vet koebeest uit Leiderdorp, „de mooiste uit een 66-tal der stal”, waarvan echter de leverancier in zijn verhoor beweerde, dat hem deswege van den cipier nog competeerde 120 guldens, en dat Aarnoud van Aelswijck daar niets mede te maken had, hoewel deze bij de bestelling op de Poort in Oct. was tegenwoordig geweest. Ook scheen Emmerij bij dien broeder eens een paar nachten verbleven te zijn. In Juni oordeelde het Hof nu den cipier „suspect” als: 1” geweest zonder verlof buiten de Haagh, 2" onacht zaam in de bewaring der gevangenen, 31’ strafbaar voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 172