167
DE GEVANGENPOORT.
zij in
Aanwinsten Rijksarchief. Van Slingeland, K, IV, no. 76
-') C. P., no 5.
3) Aanwinsten als voren. Verg. Wagenaar XVII, p. 149.
de daden zijner domestieken, 4° wegens „verlichting”
der gevangenis van den pachter, 50 wegens het bij
elkander zetten van drie capitale gevangens en 6U wegens
het te laat ’s avonds uitgaan; alles in strijd met artikel
2, 3, 4> 5; 9> T5> 16, 17 en 28 zijner instructie. J) Op
27 Juni verloor hij dan ook zijn plaats. Yda Beeckman,
welke door den pachter 400 guldens waren beloofd,
kreeg deze, naar schijnt, niet; zij diende nog geruimen
tijd bij een voornaam koopman te Amsterdam tot Sept.
1708, toen zij op de Poort werd gezet. Op 21 Sept,
werd zij na gegeesseld te zijn voor eeuwig verbannen. -)
Zij schijnt tevens den pachter behulpzaam geweest te
zijn bij briefwisseling. Doch in dit opzicht was
1703 mede schuldig ten behoeve van den gevangene
Pieter Woutersse, zittende ter zake van beraamd oproer
te Tholen.3). Reeds op 26 Nov. 1702, zat deze 33-jarige
penningmeester, ontvanger van de huisschattingen en
vendumeester te Tholen, in den Haag opgesloten. Uit
een door hem geschreven „opgevangen” brief van 14
Febr. 1703 blijkt b.v. het navolgende omtrent het zijn
destijds in de gevangenis. Aanvankelijk door den Drost
gezet in de „Kasteleinij,” met twee dienders tot „gardes”,
zonder pen, inkt of papier of couranten, buiten alle acces,
had een hunner de „beleefdheid” gehad hem daar tot
tijdkorting boeken te geven. Schrijven kon hij dus daar
niet; evenmin zijn „almanak” toezenden aan neef, waarin
hij b.v. de voornaamste zaken van zijn verhoor had
opgeteekend. Op 22 Dec. nu bracht hem de Drost op
„een caamer in ’t hooghste van de Poort” (genaamd
„de Vickevoortse”aldus aan ’t slot van den brief), van