174 DE GEVANGENPOORT. C. P no. 3. Van den nieuwen cipier zijn geen ergelijke bedrijven bekend. In 1719 ontsnapte echter de gijzelaar David Flotart, uitbrekende door den muur van de Witte kamer, ten gevolge waarvan hij op 6 Juli van zijn ambt werd ontzet, waarbij in aanmerking genomen werd, dat er onder hem reeds 2 uitbrekingen hadden plaats gehad. Zonder calamiteiten liep het dus onder zijn beheer ook niet af. Reeds op 26 Juli 1713 ontsnapten uit het 2de beneden- giool, onder den vloer door, langs een oud rioolgat boven de geboorte van het onderliggende keldergewelf (mogelijk een oud luchtgat), door den buitenmuur en het aan gebouwde huis aan de Plaats, de vrienden Jan van der Burgh en Christiaan Ruijtingh. Achter in den hoek tegen het iste giool stond een bedstededaaronder hadden zij blijkbaar opgebroken een vloerplank, ter lengte van ongeveer 0.43 M. en daarna de platte vloersteen, rustende op nauw aan elkander liggende balken, waardoor een gat ontstond, groot ongeveer 0.31 X 0.21 M. Hierdoor kwamen zij boven op het gewelf van den „turfkelder" en vonden daar in den buitenmuur het, door gebroken platte ijzeren banden afgesloten, gat, breed circa 0.24 M., hoog 0.38 M., waarachter de tegelmuur van het aan gebouwde particuliere keukentje, boven een vaststaanden turfbak of rechtbank, hoog ongeveer 3 voet of 0.95 M., was doorgebroken. Zij waren verder door den huisgang ontsnapt, waarvan de voordeur niet gesloten was. Nog werd den volgenden dag, door een jongen, die op het gewelf nederdaalde, een gat aangetroffen naar het hen op de Poort deed voeren, waar (snelle rechtspleging?) Verdonck ten minste nog in 1717 zat.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 180