i8o DE GEVANGENPOORT. Gelijk reeds gezegd, ook Van Baten verkorfde het in 1719; hij werd op 10 Juli opgevolgd door Frans Prince, onder wien niet veel ergerlijke zaken voorvielen. Alleen bleek het hem ook niet mogelijk het ontsnappen van gevangenen geheel te beletten. van den Hove en het- van het Geregte aldaer onder de van een droevig tafereel, nu in het „eerste giool”, waar Gerrit Huisjes uit Dordrecht was opgesloten. Deze stond bekend als een vroolijk opgeruimd man, die graag een liedje zong en zich, niettegenstaande zijn donker gevang, volstrekt niet zwaarmoedig toonde. Vriendelijk van aard, had hij op 30 April, tusschen 9 en 10 ure, den cipier bij zijn avondbezoek uit zijn bed goeden nacht gewenscht met zijne gewone bijvoeging „seght U huijsvrouw mede goeden nacht”. Ook den volgenden morgen, tusschen 6 en 7 ure, ontving hij welgemoed van den knecht water; omtrent half elf ure „loopende over sijn earner als doen gints en weer”, nam hij het brood door de tralies van hem aan en reikte daardoor zijn kannetje om dit uit de groote kruik te laten vullen, zeggende nog opgewekt als altijd: „Willem! het is moy weer”. Maar om 12 ure terugkomende met Jt gewone eten, zag de knecht helaas 1 den man hangen, met een beddelaken om den hals, aan een ijzer boven het secreet „hangende daaraan kwalijk een hand breed met de voeten van den grond af.” De cipier trad daarna binnen, maar kon niet anders dan den dood vaststellen. Na schouwing van het lijk op 2 Mei, besloot het Hof den 3den „het gemelte dode lichaem te doen halen van de Voorpoerte selve op een horde tot op de plaetse buyten den Hage te doen slepen om galge begraven te worden”. Iets, doch weinig minder, ruw dus, als volgens ,,’s lands gebruiken”, hiervoren (pag. 15) op 1437 vermeld.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 186