DE GEVANGENPOORT.
190
C. P., no. 9.
Idem, no. 19.
Voorhout had mede niets
beitel uitgebroken steen en
Kneuterdijk, Vijverberg en
opgeleverd. De met boor en
puin vond hij den volgenden dag op het secreet, doch
meerendeels in een sluitmand en onder een voetenbank.
Het blijkt intusschen niet of zij medeplichtigen
buiten of binnen de Poort hebben gehad. Ons drie
tal schijnt verder verspreid ontvlucht te zijn, en
men heeft hen verder niet hard nagespoord. Wel blijkt,
dat de Proc.-Gen. voor het Hof op 3 Juli ’52 3) een
verzoek om gratie aan Hare KoninklijkeHoogheid behandelde
van broeder en zusters van Paul Bennele, uit Amsterdam.
In zijn advies stelde hij (eenigszins spijtig, naar schijnt)
voorop, dat het Hof tot dusverre nog geen tijd had
weten te vinden om op zijn verzoek te beslissen om
„mandement crimineel'’ te mogen uitvaardigen tegen de
drie ontsnapten (de vierde zaak bleef, wegens op nieuw
gerezen geschil met den Hoogen Raad, buiten sprake).
Bennele was. wel als de voornaamste roervink te be
schouwen, vooral juist wegens zijn gebleken krachtdadig
handelen, enz. dien nacht tegen den „dienaar der hooge
overheid en der justitie’’. Behoudens ,,’t wijs oordeel
van het Hofstelde de Proc.-Gen. echter op de navolgende
gronden voor om goedgunstig op het verzoek aan de
Prinses te adviseereni° hebben zij dien dienaar niet
aan den lijve gekwetst; 2" is het niet onnatuurlijk,
dat een gevangene zijn vrijheid zoekt en daartoe
middelen beraamt en in ’t werk stelt; 3’ is er
nog geen „mandement crimineel” uitgevaardigd en er
bestaat dus tegen hem nog geen procedure en 4" hoewel
Bennele is een persoon van zeer slecht gedrag, zulks
niet gezegd kan worden van de supplianten om gratie,