192
DE GEVANGENPOORT.
wijn,
van
met weinig boter of kaas, tot haarluider noodzakelijk
onderhoud en voor hen door het Hof op water en
brood gelegd mede niet meer dan 6 st. te rekenen.
Art. 26 (oud 22)dat de gevangenen van verschillenden
aard of prijs nimmer bij elkander mochten gelegd worden.
Art. 34 (oud 30)dat de gevangenen of gijzelaars
zich moesten laten genoegen en contenteeren, mits
geaccomodeerd zijnde, hunner twee met een bedde,
maar hen, alleen begeerende te slapen, een goed bed
te leveren met toebehooren volgens het saizoen
tegen niet meer dan 3 st. per nacht.
Meer nieuwe bepalingen zijn dan vervat in
Art. 36houdende vaststelling der prijzen van turf en
kaarslicht en (zoo de cipier die leveren mag) van
brandewijn en genever, ook tabac, maar voor wijn,
buiten gebracht, komt hem toe 6 st. per flesch.
Art. 37 bevattende regeling van verschuldigde kosten
voor comparitiën op de Examineerkamer beneden, des
zomers en winters, zoo voor civiele als crimineele ge
vangenen met hunne vrienden of practizijns, of voor die
van het Hof zelve, waarbij den Raden te leveren papier,
pennen en inkt en des winters vuur en licht.
Art. 43regelende de verplichting tot het doen van
eed en cautiestelling van ƒ4000. voorts van voor
lezing en ophanging van dit reglement door den isten
deurwaarder van den Hove op de Ridderkamer.
Het is overigens niet doenlijk alle achtereen volgende
uitgebreide ordonnantiën hier in extenso weer te geven.
(Verg, overigens aan het slot Noot M.)
Op dezen zelfden 25 Juli ’54 werd vastgesteld een
„Ordre van den Drossaard van het Hof”, in welker
art. 9 en 16 sprake is van de z.g. Dienaarswagt, naast
de Examineerkamer, waarin blijkbaar ook delinquenten
van het Hof (tijdelijk?) werden opgesloten. In art. 18