193 DE GEVANGENPOORT. een gecon- 13 J) Groot Place, boek, VIII, p5 766. 2) Idem, IX, p. 275. 3) Isings’ Binnenhof. Poorten, p. 25. van „drenkelingen” was hier te lande slecht; op 11 Mei 1769 werden dan ook betere(?) voor schriften aangewezen. -) Bovendien besloot het Hof op 24 Juli 1786: de Treurkamer in zoodanigen staat te laten brengen, dat er met meerdere hoop van succes dan thans aldaar gebrachte drenkelingen zouden kunnen worden behandeld. In dit jaar schijnt dan ook die Wacht in verband met een nieuwe inrichting dier kamer zelve drie voet te zijn verlengd, waardoor beiden onderling in directe gemeenschap kwamen. Het ambt van Drost nu was tot dusverre steeds gescheiden geweest van dat van Cipier. Op 1 Mei 1752 vroeg en verkreeg de Drost Louis van Rijn zijn ontslag, behoudende zijn verder leven het volle tractement van f 800. Hij was op 5 Febr. ’14 als zoodanig of ook als „Officier van den Hove of Gesubstitueerde van den Proc.- Gen.” aangesteld. Thans ontving op 3 Mei ’52 cipier Budding tevens Commissie als Drost, voorloopig zonder extra bezoldiging. Zijn broeder Christiaan Huijbert, reeds op de Poort zijnde, deed daarna op 18 Mei zijn eed als 2de ol ondercipier, terwijl beiden nu daar bleven wonen. blijkt van de gewoonte van het brengen van demneerde naar de Treurkamer. x) Die „dienderswacht”, welke blijkens een (oppag. 165) beschreven ontsnapping in 1703 toen nog niet bestond, diende mede tot opberging van „drenkelingen”. Zoo werd b.v. op 1 Juni 1738 het lijkje van een „eerstgeboren” kindje, gevonden in de Hooigracht, daar gebracht om te worden geschouwd. De behandeling

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 199