197
DE GEVANGENPOORT.
Plaats Roijaal”, had de gevangene zich verder begeven
vóór langs de Poort naar het Valkenhuis, alwaar hij zich
met behulp van een koord, gemaakt van een deken,
langs den schoorsteen, op een laag dakje had laten afglijden.
Twee dienstmeiden in de sociëteit hadden op zolder
boven haar hoofd leven gehoord en langs het dakraam
iemand zien loopenzij hadden toen tegen vier ure den
kastelein Frans Matheus gewekt, die een dienaar van de
Wacht had laten halen, welke zijn huis goed had geïn
specteerd en alleen had geconstateerd, dat het voorraam
der Poort niet was geforceerd; aldus meenende, dat
ontvluchting van Letterie niet mogelijk was, had hij zich
niet verder met de zaak bemoeid, maar alleen des morgens
den Drost met het nachtelijk rumoer in kennis gesteld.
Op 27 Dec. besloot nu het Hof: den dienaren van den
Proc.-Gen. te recommandeeren, zoo zij de nachtwacht
hadden, van het minste, dat zij nabij de Poort hoorden
(of dat daarmede kon verband houden), op welk uur van
den nacht ook, onmiddelijk aan den Drost en Cipier
kennis te geven. Deze laatste moest voortaan allernauw
keurigst de kamers visiteerenhet ijzerwerk der kribben
moest door houten pennen worden vervangen en de muren
waar doenlijk van de houten beschotten ontdaan worden,
zoodat braak der muren niet meer kon worden verstopt.
De kalk van den uitgebroken muur bleek nu zoo slecht,
dat daarmede „muren van een gebouw ter bewaring van
gevangenen” niet hadden mogen worden gemetseld. Op
11 Jan. ’73 besloot men dan ook deswege ter nadere
opheldering den leverancier uit Leiden te ontbieden
De ontsnapte Letterie werd daarna verbannen. In het
najaar van ’74 deed hij nog een vergeefsche poging bij
Het jaar van de oprichting der Sociëteit wordt door den
Heer C. F. Gijsberti Hodenpijl gesteld op 1786. Bijdragen en
Mededeelingen over 1900, p. 213.