DE GEVANGENPOORT. 201 was beloofde waar om half acht De cipier kwam er dus werkelijk nog al goed van af. Op 17 Febr. ’84 blijkt hij overleden te zijn. Het Hof kwam toen tot het besluit, dat de vereeniging van het Drostambt met dat van Cipier in één persoon zeer veel inconvenienten opleverde. O.a. moest de Drost zich nogal bestonden daarop liefst zes sleutels, die geregeld ’s nachts en overdag in handen van den cipier en zijn huisgenooten waren, welke dezen dan ook wel eens op het middenslot lieten steken, terwijl dat het bovengrendelslot zoowat alleen gesloten werd bij defect aan het andere, enz. enz. De cipier was dien morgen tegen half tien bezig om op te staan, wat hij anders gewoonlijk of acht ure deed. Hij erkende nu, dat het op de Poort slof toe gegaan, verzocht dringend verschooning en daarbij voortaan steeds beter zijn post te zullen nemen. Maar op 3 Oct. oordeelde de Proc.-Gen. het niet goed, dat de cipier nog al eens van beëedigden knecht wisselde en dan verder zonder goed toezicht, zekerheid of behoorlijke assistentie, door de dienstmeid liet bedienen, bedden opmaken, enz. Zijn vader had de goede gewoonte om ’s morgens en vooral ’s avonds de gevangenen met assistentie van een dienaar te visiteeren, maar Willem verzuimde dat thans genoegzaam. Commissarissen van den Hove brachten hem op 27 Oct. dan ook onder het oog, dat hij erg in verzuim was, dat hij voorloopig nog in zijn beide functies kon blijven, maar dat zij hem sterk aan raden naar een ander emplooi om te zien „waartoe hij meerder bekwaamheid mocht hebben, tot het obtineeren van hetwelk het Hof zich niet onttrekken zal hem de behulp zame hand te bieden.” Bovendien moest hij de civiele partij, in relatie tot Elet, contenteeren of met deze accomodeeren.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 207