202 DE GEVANGENPOORT. Groot Placc-boek, IX, p. 709. Frederik Schaalje Mei ’75 en op eens buiten Den Haag begeven en dan was de Poort zonder Cipier. Om dit te ontgaan, stelde men dan ook vroeger twee personen aan. Voor nieuwe scheiding bleek echter de geringheid van het cipierstraktement en van diens verdere inkomsten een groot bezwaar. Toch maakten zij hiervan aan de Staten een voorstel, onder verhooging van het tractement van ƒ100.— met f 500.— op 25 Juni keurden de laatsten de scheiding goed, maar stelden de cipierswedde op 400 guldens. l) Nog in de 16de eeuw werd voor het cipiersambt een pachtsom betaald, later veranderd in een vaste wedde, denkelijk volgens de hiervoren vermelde regeling van 11 Juli 1643 (pag. 124), welke dan gegolden kan hebben tot die van 1 Mei 1752. (pag. 193). Op 1 Maart 1784 stelde het Hof nu tot Drost aan op de instructie van 5 het tractement en de emolumenten daartoe staande. Op 13 Oct. gaf men hem extract van’s Hofs resolutie van 23 Febr. '’80, waaruit bleek hoe Cipier en Drost zich ieder in hun ambt zouden hebben te gedragen. De nieuwe cipier, Jacob Zehender, werd echter pas aangesteld op 5 Mei ’84, mits de bekende cautie stellende. Hem werd tot leid draad gegeven de resolutie van 29 April ’55, echter in zoover gewijzigd, dat hij voortaan voor het „beddegeld” zou mogen rekenen drie stuivers, zoo des zomers als winters, volgens art. 34 der Instructie van ’54. Ook kreeg hij extract uit de resolutie van 3 Oct. ’83, waarbij naar aanleiding van Elets ontsnapping tegenover Budding allerlei bepalingen waren gemaakt, waarnaar deze zich stipt had te regelen om onachtzaamheid en ontsnapping tegen te gaan. Op 13 Dec. ’84 werd ook hem weder gegund „provisioneel” voor „teerkosten” te

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 208