204 DE GEVANGENPOORT. 1) Groot Place, boek. IX, p. 706. 2) „Haagsche Stemmen”, 1887, p. 169, verhooren op de Poort werd gebracht. Deze beweerde te handelen op aanzoek van zekeren, naar schijnt, onbekend gebleven Engelschman. Enkele malen, na verhoor in de Verhoorkamer, bracht men hem in den pijnkelder, waar hij werd „opgetrokken en met roeden geslagen”. Toen erkende hij, dat de Engelschman niet bestond; terug in die kamer, kwam hij op deze gedane verklaring terug, zeggende, dat hij bang was voor pijn en dus zooeven gelogen had. Op 12 Mei ’84 viel echter zijn vonnis, inhoudendegeesseling onder de galg met den strop om den hals, en brandmerking, daarna 25 jaren tucht huisstraf en verder eeuwige verbanning. De zaak van den vaandrig had echter een ander verloop De Staten van Zeeland trokken zich deze aan en zoo beslisten die van Holland op 29 April ’84, na allerlei gevoerde besprekingen ook met die van Zeeland De Witte te ontslaan van eventueele sententie op het schavot, doch de verdere straf over te laten aan het Hof. 1Dit College veroordeelde hem mede op den i2denMei tot 6 jaar opsluiting in een verzekerde plaats binnen deze Provincie, gevolgd door verbanning ten eeuwigen dage uit Holland, Zeeland, Friesland en Utrecht, op poene van zwaarder straf bij terugkomst Bij zijn ontslag uit de Poort in 1790 werd hem goedgunstig toegestaan aldaar zijn ondertrouw-feestje met Marie van Zuilekom te vieren, dat men elders vindt beschreven. 2) Hij kwam hier echter meer terecht. Op 7 Mei 1796 gesnapt te Leiden, werd hij hier teruggevoerd. Op 12 Mei vroeg hij „opheffing van ban” aan om zijn geluk te beproeven in West-Indië, zoo mogelijk ten dienste van den lande. Voor zijn terugkeeren kreeg hij 26 Mei

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 210