DE GEVANGENPOORT.
213
2) C. P., Portef. B. no. 16.
in het eerste benedengiool. Toen deze zich den ren
Februari van dat jaar niet lekker voelde bracht de cipiers-
knecht Hendrik Scholten hem ’s avonds om half zeven
een kopje thee. Maar bij ’t weggaan, door een der meiden
geroepen wordende om gauw beneden te komen, vergat
hij de deur te sluiten en schoof er alleen maar de grendels
voor. Beneden gekomen werd hij door den Procureur-
Generaal toegesproken, waarop de ziek te bed liggende
cipier hem bij zich riep. In dien tusschentijd ging de meid
melk aan de deur nemen, waar zij vermoedelijk een lang
praatje op touw zette met den melkboer. Misschien begon
Van Son het wat koud te krijgen met al die openstaande
deuren of heeft het vroolijk gesnap hem doen snakken
naar de vrije buitenlucht? Zeker is het, dat hij toen met
zijn hand door de traliën den bovengrendel wegschoof,
vervolgens met een stukje hout den benedengrendel terug
duwde, en daarna zelf in de duisternis haastig langs de
meid de buitendeur uitschoof.
Scholten kreeg deswege een behoorlijke reprimande en
aanzegging om voortaan beter te sluiten. Tijdens zijn
ongesteldheid moest cipier Evertsen worden bijgestaan
door den Drost Van der Meer of een dienaar der justitie.
Op 26 April werd hem verlof buiten Den Haag verleend
tot herstel van gezondheid.
’t Was anders ook al geen bovenste beste; want op
13 Nov. 1797 werd hij terecht beschuldigd van aan de
gevangenen te geven slechten wijn en alleronsmakelijkst
toebereide spijzen. Dit werd daarna echter beter, zoo-
dat een klacht van een bij uitstek plaagziek gevangene
op 26 Febr. 1798 ongegrond bleek.
Verder blijkt nog dat zekere timmermansknecht
Wighard Petersen, alias Roels, de gevangenen ook wel