DE GEVANGENPOORT.
215
als op het Mauritshuis, komen
zaken voor.
nu hoogst ergerlijke
Op de overvolle Poort toch deed Plokker in 1799
net wat hem lustte. Onder leiding van Jan den Brabander
en zekeren Engelen, opgesloten in het tuchthuis alhier,
hadden een aantal „infame huisbrekers”, zoo in Gelderland
als Braband en Holland beestachtig huis gehouden. Hunne
„complices” Metscher en Walteling met diens zuster en
de vrouw van den Brabander zaten nu hier, nevens
andere gevangenen van beteren stand, b.v. op het boven-
giool zekere Abraham Levy en daarnevens op de Yser-
kamer de anarchisten Jan Eijkenbroek en Cornelis van
der Ploeven, bovendien op de binnenplaats zekere Voorstad
en daarboven de anarchist Mauritius Ruijsch.
Walteling en Metscher hadden een tijd lang samen
gezeten op het kamertje (aan de plaats) boven het secreet,
waar het „luik” dagelijks bleef openstaan, waarvan zij
beiden wel eens profiteerden om beneden te komen, o.a.
eens „om de keukenmeid eens helder beet te pakken.”
(N.B. Mogelijk zaten zij op het „hongerzoldertje”, anders
op het nevenliggende „zolderkamertje”). Later zat de
eerste in het giool naast de Yserkamer, waar zijn zuster
hem was komen opzoeken „naar wien zij een groot
verlangen had en om hem een zoen te geven.” De
listige Plokker nu was hartelijk van nature en liet, bij
t halen van de vuile borden, wel eens „uit achteloosheid”
alle deuren tusschen den „Stokkezolder” en dit giool
open. Aan het mangelen zijnde op dien zolder, hadden
beide vrouwen gedurende enkele minuten een paar keer
bezoek gehad van enkele gevangenen der Gijzelkamer;
eens zelfs langer, toen de beide eerstgemelde anarchisten
in April onder geleide van een detachement cavalerie
werden binnengebracht. Ook liet de knecht ’s morgens