2l8
DE GEVANGENPOORT.
de Poort, werd later besloten tegen hem te procedeeren
volgens het Reglement van Oct. 1798, waarbij hij werd
ontslagen „onder belofte bij handtastinge van zich ten
allen tijde, des vermaand zijnde, wederom te zullen sisteeren
sub poena confessi et convicti.” Op 4 Juni 1800 werd hij,
op verzoek en onder gunstig advies van den Proc.-Gen.
zelfs ook daarvan ontheven.
Was vrouw Justitia geblinddoekt of moet men haar
destijds als blind aanmerken?
Doch de taak van den schrijver loopt ten einde. Zonder
wijdloopig onderzoek en te veel ruimte te vragen is het
hem niet mogelijk verder de lotgevallen der Poort in
extenso te verhalenterwijl ook ten deele over sommige
noodzakelijke bronnen niet kon worden beschikt.
Op het Mauritshuis, als „filiale” der Poort, voerde
een Kasteleinesse het dagelijksch beheer. Toen op 10 Juli
1799 Scholten naar de Poort vertrok, werd de dienaar der
Justitie Hendrik Bergkotter als zijn ondercipier aange
steld, die niet lang daarna echter vervangen werd door
den reeds gemelden Plasman en diens vrouw.
Wijl er geen behoorlijke sleutels op de deuren boven
in het Mauritshuis waren, liepen reeds ten tijde van
Scholten, naar ’t schijnt, de drie daar opgesloten anar
chisten bij elkander en op de groote zaal rond, terwijl
bovendien op 24 Sept, zeven hunner, ons ten deele reeds
bekend, op de Poort zaten. Plasman en zijn vrouw be
schuldigden nu op 30 Sept. ’99, den gewezen onder
cipier Scholten van te zijnen tijde aan die drie gevangenen
ergerlijke vrijheden te hebben gepermitteerd, o.a. met
hen allerlei pretjes te hebben bijgewoond; iets waaraan ten
slotte juist Plasman zich zoude blijken schuldig te maken.
C. P., Portef. B. no. 6. Bijdragen, enz. v. 1900, p. 220.
Verschillende Resolutiën.