DE GEVANGENPOORT. 229 earner. ’22 beneden in de Poort in het vrouwencamerken. ’36, f. 115 an de nyeuwe muer van de gevangenpoorte 51.500 enkele Leydsche steen, enz. ’38, f. 151. Blijkt nog gewerkt aan dien muur „een patroen van de kozynen ende veynsters (van den Mr. steenhouwer) vant nyeuwe concept geordonneert, enz. die wrochte an de oude poorte” f. 160. De steenhouwer levert twee posten aan de schoorsteen in de Poort. Ook werden dit jaar veel balken en klein ijzerwerk geleverd, f. 164. Van dat hy geschildert heeft die traillien ende anders an de gevangenpoorte int noorden (die der De Witts- kamer?) ’44, f. 176. Twee groete durpelysers gemaict int gevangenhuys aent Vrouwenhnys. ’56, f. 86. Twee ramen „in de riddercamer an de vyver; uptie riddercamer vermaect. 4 raemen, die twee an de noortzyde ende twee ande zuytzyde”d.w.z. de beide dubbellichten in de „De Wittskamer” en den gang daarnevens. Conclusie: Tot circa 1538 schijnt de Vrouwekamer en Treurkamer één. In dezen tijd bestaat in elk geval zeker eerstgemelde kamer boven de Poort, met slechts één daglicht uitziende op den Vijver. De groote ongesplitste voorkamer had aanvankelijk denkelijk een raam, uitziende op de Plaats, en het tegenoverliggende (thans op den gang) boven het Voorportaal. Mogelijk had die groote kamer in den oostelijken poortgevel twee daglichten, waarvan het zuidelijke bleef bestaan, doch het noordelijke verviel bij het maken van een privaat in dien hoek vóór 1541. (Zie Noot K). Het raam in de Vrouwekamer, uitziende op het Buitenhof, bestond niet in 1609, evenmin in 1691. (Ising, Haagsche Schetsen I, pag. 174 en 186). Het bestaat mogelijk pas sinds 1788 (zie hiervoren pag. 203). De zuidelijke wand der „De Wittskamer” moet - blijkens een hiervoren (op pag. 67 medegedeelde) ont snapping in 1540 reeds aanwezig geweest zijn.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 235