DE GEVANGENPOORT.
232
F. Pijnkelder, (pag. 28).
en dan, dat deze, onder
rioolleiding der
voeten” (circa 9.40 M.) Mogelijk is toen ook er het naast
liggende voorportaal gekomen. (E, ’40, f, 163170).
In deze jaren blijkt mede van het aanbrengen aller-
wege der zware houten wandbetimmeringen. Zoo in 1546
(E, f. 103—110) van 10 verwerkte balken en 25 sluis-
planken en van „1692 yzeren bouts, dair die plancken
mede te samen gesloten zyn, zoe wel in de vloer als
in de beschotten van de muyr”. Men ging daarmede
geleidelijk voort; op de ridderkamer waren b.v. nog 250
schotspijkers noodig in 1553 (f. 68). De nieuwe inrichting
van het gebouw schijnt toen voltooid geweest.
E, 1544, f. 117. Gegeesselt in de pynkelder van de
Voirpoorte. In 1555 (f. 90) blijkt, dat de opperman Joncker
krijgt 6 st. „van schoenmaicken van de pynkelder, aldaer
die heydens inne hebben gelegen.” Hij doet dan ook
voornamelijk als gevangenis dienst; men verneemt wel
in 1581 tot ’84 (f. 215), dat de smid „een rolle daar
besloeg met een bout ende spye,” wat heenwijst op
pijniging, maar ook blijkt in ’89 (f. 72) van den „dreck
vuyte pynkelder, daer de gevangenen gelegen hebben,
vuytgebrocht”. In 1604 (f. 102) werd hier de „put gemaakt
ende gemetselt mitsgaders het secreet aldaer de cruyn
verleyt.”
Uit de rekeningen blijkt nu
den kelder doorloopende, secreet- en
Poort tot groot ongemak aanleiding gaf. Misschien lag
hier eertijds een ruimer en hooger „slokop”, zooals dat
onder de Poort zelve. De pijnkelder werd dan mogelijk
ingericht in 1532, de bestaande kelder toen „uitgedolven’
om meerder hoogte te krijgen (liggende zijn vloer thans
een kleine meter lager dan de Poortvloer) en werd