15 DE GEVANGENPOORT. lyve ondersoekinge doen, alst be- v. 1428—1464, f. 11 en 329. 1) 2de M., Rose, f. 20. 2) Extracten uit M., Claes Hillen zoens hoorde, enz.” 1) Destijds was men vol goed vertrouwen op de eerlijkheid van een delinquent; b.v. men gaf op Lichtmisdag 1434 aan een Delftenaar, welke te zijnent oproerig was geweest doch thans reeds lang opgesloten in „den stock op de Poort” (de kelder?), verlof daaruit te gaan en werd hij „in een earner op vrije voeten gesteld,” mits belovende „niet daaruit te gaan noch door open of gesloten deuren of vensters.” Ook hier bleef echter een broeder borg. Jacob Jansz., mede poorter van Delft, werd op last van het Hof op 15 Maart 1463 op de Poort gebracht en het luidt nader ,,’t sedert (4 April) den gevangen gepermitteert op het binnenhof (de binnenplaats?) te wandelen, sonder daer buyten te gaen,” tegen borgstelling natuurlijk, enz. 2) Een niet duidelijk omschreven „gewoonterecht” en dus ook vreemde rechtspraak gold in deze dagen. Een paar voorbeelden: Op 7 Maart 1437 sneed Hendrick van Roode, gevangene van den baljuw van den Hage (Scy), zich op de Poort met een potscherf de keel af; hij over leed den volgenden dag. De poortier Aernt Noyen of Noyde bemerkte het natuurlijk te laat; de chirurgijns Mrs. Matheeusz en Piet van Noirtich constateerden als deskundigen het zich aan den lijve vergrijpen. Volgens ’s lands gebruiken moest er nu een gat in den muur der Poort worden gemaakt, waardoor men het lijk had uitte- slepen op een horde, tusschen twee honden hangende, en wel „ter duinen ter galgen toe”. Aldaar het met de voeten opwaarts te hangen „dat nader rechte ende gewoonte van den lande alsoo behooren soude.” (N.B. Denkelijk bestond bovendien toen nog niet het schavot op de Plaats).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 23