234
DE GEVANGENPOORT.
H. Hek of glinting op de binnenplaats, (pag. 32).
I. Examineerkamer met onderliggenden kelder, (pag. 34).
(Verg, hierboven rubrieken E en F op 1540 en aan
’t slot). E, 1560, f. 83. De timmerman levert o.a. een
venster met een kozijn in den kelder der Poort, ook
drie boomen „daer men die beesten aen hangt.” (N.B. In
het gewelf van dezen kelder bevinden zich drie ijzeren
ringen). ’77 tot ’79, f. 75. Jan Jansz. Vermy, eertijds
cipier geweest zijnde, krijgt 9 ÏK voor een door hem
gekochte „besloten bedstede,” welke hij had laten staan
op de examineerkamer. ’93, f. 77. „ter cause
denselven in de voornoempde gevangenis op de examineer-
camer een beslooten bedtstede gecleynt ende gerepareert
heeft.”
E, 1564. De gewezen cipier Aelkeys vraagt 6 U' voor
een door hem gemaakte „glintinghe” binnen de Poort;
bij zijn vertrek had hij deze willen uitbreken, doch de
Proc.-Gen. en de cipier hadden gezegd „laat hem staan,
ge zult er voor betaald worden.” Het Hof geeft hem
maar 3 ’77 tot ’79, f. 76. over ’t maken van
een nieuwe glinting van eikenhout, staende ant gevangen-
huys „van de veynsters van de koecken responderende
aen de plaets, lanck 2 roeden” (7.50 M.); f. 74. 32
eisen boomen (aldaar verwerkt), aen den wyngaert ende
anders.” 1581 tot ’84, f. 215. Noch een slot aent
middelheckgen noch 2 houvasten aent heckgen in
den tuyn 2 grendelsloten aen de hekken in den tuyn.
N.B. Misschien zijn bedoeld een groot hek, evenwijdig
aan de giolen en een kleiner hek, tusschen plaats en
tuin, bij het z.g. zandhok.