236
DE GEVANGENPOORT.
L. Inventaris der Poort vóór 1541. (pag. 44).
Volgens Div. Rek., No. 1772.
de „gayolen” drie privaten schoongemaakt. ’89, f. 74.
„Den ganck onder, daer de privaten op responderen,
commende in de viver, met den borreput ende de gooten
gereynicht.” ’95, f. 173. Gereinigd „als van de water-
ganck, responderende op de vyver, die verstopt was
deur de privaten, daarop responderende van de Ridder-
camer (en) Gyselcameren, te openen;” ’t ingevallen
verwulfsel in den pijnkelder van ’t privaat weder opge
metseld. '97, f. 248. „Een put geschoten ende een secreet
in de pynkelder opgebroken ende gereynicht.’'
Voor de wijzigingen bij de Poort (pag. 37 41), wat
de naaste particuliere aanbouwen betreft: verg. Isings
Binnenhof. Poorten, p. 27; op 2 Sept. 1609 werd ook
door de Kamer van Rekeninge van Holland (7de Boek
der Appointementen, f. 323) een hoekje, bezuiden de
Poort, afgestaan voor vleeschverkoophet besluit tot het
aanbrengen van het „Souvereine” Hollandsche wapen
voor de Poort in 1631 vindt men in het Haagsche Jaar
boekje van 1889, p. 23.
De inventaris van 1513 vermeldt slechts een partijtje
onbeduidend ijzerwerk. Geen wonder dus, dat ten tijde van
„Pistorius” in 1525 geklaagd werd over het onvoldoende
der geheele inrichting. Op 27 Juni 1537, toen cipier
Jan Pietersz. was opgetreden, bleken aanwezig voor
zooverre de Keizerlijke Majesteit toebehoorende
i° vóór des cipiers slaapkamer: eenige boeien; 20 in
de keuken beneden: eenig haardijzerwerk, een rechtbank
bij den watersteen en een bankje; 30 op de nieuwe