i6 DE GEVANGENPOORT. 1) ade M., Rose, f. 142 en 200. 2) nde M., Rose, f. 48 en 50. Van Roode had echter vermogende vrienden en bloed verwanten, aan welke, op verzoek, het lijk werd afgestaan om er naar vrijen wil en goedvinden mede te handelen. Of ook: op 9 Maart 1445 had zekere Heylkyn gepoogd haar meesteres „jonkvrou Jacob van Groesbeecx wyf” te vergiftigen met „rottekruyt in bierenbroot.” Om meer daarvan te weten (N.B. De Raden hadden mede suspicie op Jacob).: „soo is Heylkyn doen besoecken an haer lyff mitter paleye ende koirde, ende een wyltyts besogt wesende, begeerde af te wesen ende de waerheyt te seggen ende heeft alsoo buyten pynen (sic) ende onge bonden tot drie werven toe ende aleens seer omstandigh beleden, dat alles geschiet was met kennis ende goet- vinden van Jacob van Groesbeecq.” Deze werd dus den volgenden dag gevangen op de Raadkamer gebracht; maar nu beweerde zij, alles maar gezegd te hebben „uyt ontsigt van pyn” en dat niemand schuldig was. Jacob verzocht dan ook uitdrukkelijk, dat hiervan nota zoude worden genomen. Hem ontsloeg men op gebruikelijke borgstelling en belofte van terugkoming op eerste aan maning. Uit een bijvoeging blijkt haar biechtvader te hebben geraden „haer heer te ontlasten als beter voor haer ziel, want zy anders oorzaek van zyn doot.” Op 23 Oct. wordt Heylkyn „ter sake voorsz. verbrant” en is Heer Jacob voortvluchtig. Zijn vader als borg was inmiddels op de Poort gebracht „doch sig excuserende op de natuyrlycke ende vaderlycke genegentheyt, oock versoeckende gracie, is hem die bewesen ende alleen gecondemneert in 1000 Philips Holl. schilden.” 2) Het gehalte der gevangenen zal nog al eens uit elkaar geloopen hebben. Of hier echter reeds in 1415 Heer Jan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 24