248
PALEIS BUITENRUST.
Over het tijdvak van 1708, het jaar waarin de
„woning en landen” door Graaf Philips van Hessen
werden gekocht, tot 1839, toen het gebouw, na aan
verschillende eigenaren te hebben toebehoord, door den
Prins van Oranje (later Koning Willem II) werd aangekocht,
is nagenoeg niets bekend aangaande de bestemming van
de lokalen. Ook kan niet geheel voldoende worden
uitgemaakt welke aan- en verbouwing het gebouw in
dien tijd ondergaan heeft.
Volgens Morren was de buitenplaats, toen zij door
den Prins van Oranje gekocht werd, omschreven als een
heerenhuizinge, tuinmanswoning, koetshuis, stalling, schuur,
lokaal voor orangerie, bloem- en trekkasten, ijskelder,
tuinen, enz. Na de troonsbestijging van Koning Willem II
in 1840, werd Buitenrust aanzienlijk vergroot en tot paleis
ingericht.
Uit deze mededeelingen ontstaat het vermoeden, dat
de heerenhuizinge bestond uit het oude heerenhuis A
met de door Graaf Philips bijgebouwde vleugels en
paviljoenen B, C, D en E. De tuinmanswoning was
waarschijnlijk de na den dood van Koningin Anna
Paulowna gesloopte, tusschen Buitenrust en het aan
grenzende gebouw „Rustenburg” gelegen woning. Koets
huis, stalling, schuur en lokaal voor oranjerie waren
waarschijnlijk in de gebouwen F en G gelegenhet
vermoeden dat het gebouw F de oude boerenwoning
kan zijn, wordt hierdoor versterkt. Daarentegen verliest
het vermoeden dat het oude tuinmanshuis in het
gebouw C moet gezocht worden, hierdoor aanmerkelijk
in waarde.
De genoemde aanzienlijke vergrooting door Koning
Willem II, waarbij het gebouw tot paleis werd ingericht,
bestaat (wanneer bovenstaande vermoedelijke indeeling
der door den Prins van Oranje aangekochte buitenplaats