i7
DE GEVANGENPOORT.
2
x) Wagenaar, III, p 389.
2) 2de M., Rose, f 84.
3) 3de M., Bossaert, f. 198.
van Arkel verbleef, volgt niet uit de Rentmeesters-
rekeningen; wel, dat deze binnen den Hove gevangen
zat. Overigens blijkt voor een man van stand als b.v.
Heer Aernt van Stryen en Zevenbergen op 26 Febr.
1435, dat hij bij niet voldoening zijner schuld op
bepaalden dag met zijn talrijk (omschreven) gevolg zoude
komen binnen den Haghe in de herberg „die Enghel”
als plaats van gijzeling. 2) In deze wijze van behandelen
ligt nu niets vreemdswel is dit het geval, wanneer
wij personen van vrij wat minder allooi op die wijze
behandeld zien, tenzij dan misschien als reden mag hebben
gegolden een tijdelijk „overbezette” Poort.
Immers op 29 Nov. 1451 wordt bevolen aan Michiel
van Halewyn, poortier en bewaarder van de gevangenen,
voortaan die van Dieppe (t. w. zeeroovers, te Catwijk
gestrand, waarvan de kapitein met het meerendeel bij
vonnisse van den Hove „van. hoiren lyve te voren
geëxecuteert”) niets anders te geven dan water en brood
„ende dat hy ’t heymelyc houden soude ende oock mede
dat hy se wel bewaeren soude.” Het blijkt daarbij, dat
zij op 4 Aug. eerst ondergebracht waren, ten getale van
21, bij „Lysbeth Claesz., die Wilden weduwe, waerdin
in den Spiegel van der Hage,” en dat ieder daar gehad
had gedurende 13 dagen, twee maaltijden daags elk van
drie groten Vlaems (Samen 6 11,', 16 st. 6 penn.” 3) Zij
kregen het dus thans veel minder; de in acht te nemen
geheimzinnigheid hangt misschien samen met de gespan
nen verhouding tusschen de Bourgondische en Fransche
hoven destijds. Een zelfde geheimzinnigheid vindt men
terug in het optreden tegenover 5 Fransche zeeroovers