263
DE GEMEENTE REINIGING.
Evenals elders was het gemeentebestuur hier ter stede
er langzamerhand toe geleid, om, in het belang der
verbetering van den gezondheidstoestand en van welstand,
aan den dienst der openbare reiniging hooger eischen te
stellen, die menigmalen tot verwikkelingen met den
aannemer voerden, waardoor men meer en meer tot de
overtuiging kwam, dat de gewenschte zorg daarvoor
niet langs den weg van aanbesteding kon bereikt worden,
omdat het zoo bezwaarlijk gaat, de verplichtingen van
den aannemer juist te omschrijven en te handhaven bij
een dienst, die zoozeer afhankelijk is van den storenden
invloed van weersgesteldheid, of van de verkeerde
handelingen der ingezetenen.
Daarom werd dan ook in de Raadszitting van 18 October
1870 besloten, om den dienst der openbare reiniging
in eigen beheer te nemen, ingaande op 1 Juli 1871.
Te Scheveningen bleef de dienst nog eenigen tijd op
den ouden voet beheerd, om op 1 Januari 1875 met
dien te ’s Gravenhage vereenigd te worden.
In het nemen van bovenbedoeld besluit werd men
versterkt door de opgewekte verwachting, dat door de
inkomsten van mestverkoop, de uitgaven, zooal niet
geheel, dan toch grootendeels gedekt zouden worden
vooral wanneer ook, in navolging der gemeente Groningen,
de meststoffen op rationeele wijze tot compost zouden
bereid worden.
Om het slagen daarvan zooveel mogelijk te bevorderen,
werd dan ook de directeur der gemeente-reiniging te
Groningen, benoemd als directeur van dien dienst alhier.
Vrij spoedig werd men echter in die verwachting teleur
gesteld, toen het bleek dat de compost in deze streken
minder dan in de omgeving van Groningen werd ge
waardeerd, waardoor de hier te bedingen prijs te laag
bleef om zelfs de extra kosten van bereiding goed te maken.