i8
DE GEVANGENPOORT.
Bijdr, v. 1900, p. 351.
2) 5de M., Bossaert, f. 75.
3) Bijdr., a.v., p. 330, 342, 365.
4) 2de M., Rose, f. 63.
en de wijze, waarop zij 28 April 1455 heimelijk in
het „Kortenbosch” werden geexecuteerd uit het daar
vermelde krijgt men tevens den indruk, dat men toen
op of in de Poort de „pijniging” toepaste, iets wat men
overigens nergens duidelijk vermeld vindt. Die vijfroovers,
door die van Zierixee gevangen, waren op 7 April op
de Poort gebracht; den i7den brachten die van Enkhuizen
er nog zes Oostfriezen bij. 2)
Voor het overige zij hierbij nog aangestipt, dat (volgens
Placcaat van 1470) de breukigen in zake misdrijven,
gepleegd op dit Kortenbosch, konden worden gegijzeld
binnen de Voorpoort, zelfs nog in 1669.
De taak van den poortier was dan in 1425 in het
geheel niet omschreven. Toen dan ook tegen 1434 de
Poort meer beteekenis als gevangenis verkreeg, kan het
noodig gevonden zijn op 11 Jan. 1436 eene meer bepaalde
instructie vast te stellen voor den „poortier van der
Voirpoirt van den Hove.” 4) Door zijne voorgangers was
namelijk misbruik gemaakt tegenover de gevangenen ter
zake van hunne teerkosten. Vooral blijkt nu, dat de
buurluijden van den Hage daar goedkooper terecht konden
dan de vreemden, t. w. respectievelijk voor 5 en 6 groot
per dag, waarvoor deze dan ook met den portier samen
moesten eten; men was hem een groot of een stuiver
meer schuldig, wanneer men „zyns zelfs cost leefde.”
Voor de gevangenen op „water en brood” moest de
baljuw hem dagelijks als vergoeding één groot uitreiken.
Men kon in dezen tijd meer op de eerlijke natuur der