DE JUR1SDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
275
(huis Jacobs). Haagsch Jaarboekje van 1895.
De Magistraat miskende bier ten eenen male de strekking
der Resolutie, die het aannemen van vreemde titels, niet
vreemde Edelen betrof. De Resolutie luidt aldus: De Staten
enz. verstaen ende verklaren midts desen dat gene qualiteyten
of Eer-titulen ’t sij van Princen, Graven, Ridders, Edelluyden
of anderen, hoedanigh die oock souden mogen wësen, van
uytheemsche Keyseren,Koningen, Princen ofte Staten verkregen,
binnen den Lande van Hollandt ende West-Vrieslandt konnen
ofte mogen werden gerespecteert, tot sulcken effecte, dat
yemandt andersints ongequalificeert zijnde, uyt dien hoofde de
Jacht binnen dese provincie exerceren ofte eenighe andere
pre-eminentien ende Voorrechten, ’t sij van Regeeringe,
Magistrature, bedieningen of andersints, directelyk of indirecte-
lyck soude konnen ofte mogen genieten enz.
2) De Pereira’s behoorden totdeaanzienlijksteenvermogendste
Portugeesche Israëlieten in den Haag: In 1730 stichtte Jacob
Pereira in het korte of nieuwe Voorhout aan de Oostzijde
eene particuliere synagoge, die den naam droeg van Beth Jacob
vreemde Edelen in Holland zouden worden erkend met
het gevolg, dat zij eenig voorrecht zouden genieten.
En wat betreft ’s Hofs stelling, dat de vreemdelingen
onder de rechtsmacht van het Hof zouden behooren ant
woordde de Magistraat: dat de provisioneele order dit
punt wel onbeslist liet, maar dat de Hooge Raad reeds
tien jaren te voren eene beslissing over die vraag in
het voordeel der Schepenbank gegeven had. Zekere
vreemde Israëliet Jacob Pereira 2) was voor Schepenen
gedagvaard; op zijn request aan het Hof verkreeg hij
van dit collegie interdictie poenaal. Daar evenwel die
zaak van veel belang was, omdat zich omstreeks dien
tijd vele vreemde Israëlieten in den Haag metterwoon
nederzetten, kwam de Magistraat in hooger beroep bij
den Hoogen Raad, die hem in het gelijk steldede sententie
van het Hof vernietigde en de interdictie poenaal ophief.
De magistraat had zich op een nog sterker sprekend