282 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. waardig advies, op 15 December 1654 door vijftien Haagsche advocaten en procureurs opgemaakt en onder- teekend. Zij noemen als zoodanig op: de Stadhouder van Holland, de Presidenten en Raden van het Hof en van den Hoogen Raad,1) de Griffiers, de Advocaat-Fiscaal, de Procureur-Generaal, de twee Secretarissen ordinaris, de twee eerste Deurwaarders van de beide Raad-kamers, 2) de eerste en andere lieden van de Rekening, de Auditeurs, de Commissarissen, de Klerk-ordinaris en extra-ordinaris, de Dijkgraven en Hoogheemraden van Rijnland, Delfland en Schieland, de Raad en Rentmeester van Noordholland, van Zuidholland en van Kennemerland, de drie Meester- knapen, Rentmeester en Secretaris der Wildernissen, de Rentmeester van de exploiten en espargnes, de Griffier van den Leenhove, de kastelein van het Hof 3) en 1) Deze opvatting omtrent de Leden van den Hoogen Raad gold later niet meer. Immers om een einde te maken aan eenige jurisdictie-geschillen tusschen den Hoogen Raad en het Hof werd tusschen beide rechtscolleges op 26 Juny 1725 2) Met de beide Raadkamers wordt bedoeld het Hof en de Hooge Raad. 3) Hierop volgen in het advies de volgende woorden: „de voorsz. officiers alle te zamen gereputeerd over Domestijcqueh van des Graeffelyckheijts Huijs, die men noemt Escroys, omdat zij van oude tijden cruyssen op hare mantels ofte rocken plegen te dragen”. Zie hier eene geheel andere beteekenis aan het woord Escrois gegeven, dan die ik vroeger mededeelde een accomodement gemaakt, waarbij werd bepaald, dat voortaan de Hooge Raad zoo in burgerlijke als in strafzaken zoude rechtspreken over den President en de Raden, den Griffier en Substituut-griffier, den Rentmeester der exploiten, de vier Procureurs, die uitsluitend voor den Hoogen Raad dienden, den Penningmeester en de 2 klerken ter griffie, de twee kamer bewaarders, den Boute-feu, den denunciateur (de man, die op de terechtzittingen moest waarschuwen als het twaalf uren was, waarschijnlijk opdat de zittingen niet te lang zouden duren en de dames niet met het middagmaal zouden zitten te wachten) en de schoonmaaksters der vertrekken.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 288