286 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. Hof is niet Bij het accoord werd de Noordelijke helft van het Heul- straatje aan den Haag gelaten. 2) Idem: het Nieuwe of Oostplein. ver te voor de beweeringen van het zoeken. Bij twee octrooien respectivelijk van 28 Maart 1664 en van 16 Julij 1668 hadden de Staten van Holland de Raden en Meesters van de rekeningen der domeinen en den Schout, Burgemeesters, Schepenen en Regeerders van ’s Gravenhage gemachtigd om de straten, die onder ieders ressort lagen te maken en te herstellen. Om nu alle geschillen en moeielijkheden met betrekking tot het maken en onderhouden der straten te voorkomen, maakten de beide colleges op 18 Junij 1671 een accoord, waarbij nauwkeurig werd omschreven, welke straten elk hunner voor zijne rekening nam. Blijkbaar naar aanleiding van dat accoord, maakte J. Hop, eertijds griffier, toen auditeur van de Rekeningen der Domeinen op 17 Nov. 1699 een rapport op, omtrent den onderhoudsplicht der Haagsche straten en pleinen, waarin hij hier en daar echter van het accoord afwijkt. In dit rapport schrijft hijdat onder de Grafelijkheid, als grafelijkheids grond behooren de volgende straten enz.: „Alle de straten en straatgens gelegen ten Noorden „en Oosten der Beeck: namentlijck, het Heulstraatje aan „de Zuijdzijde het Hertogstraatje, de Plaats, het Buyten- „Hof, Hal- en Stalstraatje, alle vijf tot aan de Beecktoe, „het Binnen-Hof, de Cingel tot aan de Zuydpoort van het „Hof, de Stadhouders-Tuijn, nu genaamt hetPleijn 2), geheel „binnen de Poorten, alsmede de straat van hetselve Pleijn „ten Westen en Noorden, het Doelstraatje, de Princesse- „graft van de Casuaris-straat af tot het nieuwe Voorhout

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 292