DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
293
volgde. Maar voor ons onderwerp is een nader onderzoek
overbodig, daar na 1573 het Baljuwschap en het Schout-
ambt steeds in één persoon vereenigd zijn gebleven
die dan eens Baljuw, dan eens Schout werd genoemd.
Voor de straatpolitie had hij onder zich twee Substituut-
Schouten en een aantal dienaren, die natuurlijk, behalve
op het Binnen- en Buitenhof overal in den Haag sur
veilleerden, en aldus meer dan eens in botsing kwamen
met de dienaars van den Procureur-Generaal. Dit gebeurde
reeds in den grafelijken tijd. In 1477 werd een dienaar
van den Baljuw door twee dienaars van den Procureur-
Generaal mishandeld: de een hield hem vast, terwijl de
ander hem sloeg. Op zekeren dag werd een man, die
in den Haag gestolen had, door een paar Haagsche
dienders nagezeten. In zijn angst vluchtte de man de
Voorpoort in, waar hij dus in groot gevaar geraakte, om
door de dienaars van het Hof te werden aangehouden
deze schoten dan ook wel uit hun wachthuis, echter niet
om den dief te grijpen, maar om de Haagsche dienders
te beletten, om hunne vervolging op het Buitenhof voort
te zetten.
Op een anderen keer leverden de beide polities elkander
een gevecht om het bezit van een arrestante. Op een
nacht werden de ruiten ingeworpen van het huis van
zekeren Swanenburgeen vrouw die daarbij stond werd
aangehoudenvolgens de Haagsche politie door den
Onderschout en een dienaar terwijl een dienaar van
den Proc.-Gen. er bij was gekomen, en getracht had de vrouw
met geweld aan de handen der tegenpartij te ontrukken
doch, volgens den Proc.-Gen. was de vrouw door zijn
dienaar aangehouden, maar hem ontrukt door den Onder
schout en een zijner dienaars, waarop zij door dezen
op het Stadhuis was gebracht.