298 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. met verzoek: dat zou worden verhoed „dat de leden van 't Hof, de Heeren van de Ridderschap en Edelen, de Gedeputeerden van alle Staatscollegiën en andere ge privilegieerde personen, ja de leden der Staten van Holland niet geraken buiten elke protectie.” De Staten zagen de zaak zoo erg niet inzij stelden de missive van het Hof in handen van de heeren der Ridderschap en de gecommitteerden tot de zaken der justitie en er werd niets meer aan de zaak gedaan. In 1752 was een zekere Jan Coigné zwaar mishandeld (later keer ik op die zaak terug). Het Hof achtte zich bevoegd om dat feit te onderzoekenCoigné, die door zijn wonden niet op het Hof konde komen, werd niet tegenstaande zijn protest, dat hij Burger en Schutter was, in zijne woning ondervraagd door den Procureur-Generaal met een der Secretarissen, bijgestaan door den Drossaard en een deurwaarder; den volgenden dag verschenen Raden Commissarissen bij hem, die hem op de afgelegde .verklaring den eed afnamen. Zijn chirurgijn Rietveld en diens zwager de notaris Tegelaar, werden beide opge roepen om ten Hove te verschijnen en toen zij zulks weigerden, opnieuw ontboden de chirurgijn gehoorzaamde nu, doch de Notaris die in zijn weigering volhardde, werd door den Drossaard met zijn dienaars van zijn woning op de Veerkade naar het Binnenhof gebracht. In hetzelfde jaar bood een Israëliet David Elias, een doos, die hij van Isaac Salomons gekocht had, weder te koop aan aan een zekeren kramer Brendel, die in zijn kraam op het Buitenhof zat; deze beweerde, dat die doos hem vroeger was ontstolende twee Joden, beide wonende op de „Luisemarckt” werden deswege voor het Hof gedagvaard, en toen zij niet kwamen, door een deurwaarder met eenige dienders uit hun woningen gehaald en voor Raden Commissarissen gebrachten

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 304