DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
299
hoewel zij volhielden dat zij burgers waren en niet
subject aan den Hove, werden zij toch ondervraagd en
gedwongen, om hunne verklaring te onderteekenen.
In 1759 werd de boekverkooper Pieter Gerard van
Balen wegens het verkoopen van een boekjehet Schuite-
praatje voor het Hof geroepen, zonder dat hij wist, of
hij als beklaagde in zijn eigen zaak, of als getuige
zoude worden ondervraagdhij weigerde als zijnde
Burger en riep de bescherming van den Magistraat in,
die zich tot de Staten wendde met verzoek in deze zaak
een beslissing te geven. Twee jaar later, toen v. Balen
weer een pamflet te koop stelde, dat de ergernis van
het Hof opwekte, kwam de drossaard met zijn dienaars
in zijn winkel een huiszoeking doen, niettegenstaande
de protesten van v. Balen. Deze, driftig geworden door
het onrecht, dat hem naar zijn zienswijze werd aangedaan,
nam een exemplaar van het pamflet, dat voor het
venster hing, weg, en verscheurde het voor de oogen
van den Drossaard. Deswege werd hij op 24 Juli gedag
vaard om op 7 Sept, ten Hove te komen „wegens
„verregaande vilipendentie en verachting van de autoriteit
„en het gezag van den Hove, mitsgaders van violente
„oppositie van derselver bevelen, gepleegd aan de
„bedienden der Justitie’' de Magistraat beklaagde zich
weder aan de Staten, maar ook nu werd daarin door
deze geene beslissing genomen.
In den zomer van 1764 was er in den Haag valsch
geld uitgegevenhet Hof achtte zich bevoegd, om die
zaak te onderzoeken, als zijnde dit een misdrijf tegen
de hoogheid van den Souverein, en gelastte een onderzoek.
In den loop daarvan werd een Haagsche burgeres, Neeltje
Schoelaart op het Spui aangehouden door twee dienaars
van den Procureur-Generaal. De vrouw werd (zooals de
Magistraat het uitdrukte) voortgesleept tot in de Hofstraat,