312
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
een Edelman of Suppoost was, van de aangifte kennis
gegeven aan den Procureur-Generaal en nooit hadden
die keuren tot eenige moeijelijkheden aanleiding gegeven.
Ware dit het geval geweest, dan wees de provisioneele
order den weg aan, hoe de bezwaren op te heffen.
In stede nu van dien wettigen weg te volgen had
het Hof ter rolle van 26 Februari een keur of ordonnantie
gepubliceerd, inhoudende: dat alle chirurgijns in den
Haag gehouden waren, om wanneer zij een gewonde
Edele of Suppoost zouden verbinden daarvan binnen
zes uren na het eerste verband kennis te geven aan
den Procureur-Generaal. Over die publicatie deed de
Magistraat zijn beklag aan den Hoogen Raadhij voelde
zich ten hoogste bezwaard over die handelwijze van het
Hof en verzocht ook hier weder mandement van appel, ten
einde zijn recht volgens de Provisioneele Order te kunnen
handhaven. Dit laatste had de Magistraat maar aan de
Staten moeten overlaten. De Hooge Raad willigde dit
verzoek niet in en Schout en Schepenen vonden wel
een ander middel om ’s Hofs ordonnantie ter. zijde te
schuiven. Toen in 1690 de chirurgijn, die zekere Van
Pierre had verbonden, (een zaak waarover ik hieronder
mededeelingen geef) en daarvan had kennis gegeven aan
den Procureur-Generaal, werd hij hierover door Burgemees
ters en Schepenen berispt, terwijl tevens aan alle genees-
heeren en chirurgijns uitdrukkelijk werd verboden, om
voortaan aan den Procureur-Generaal kennis te geven
van door hen behandelde kwetsuren zelfs al ware de
verwonde een Edele of een Suppoost.
Een kleine twintig jaar later werden de gemoederen
weder in beweging gebracht door een ander geschil.
Twee Leidsche studenten, Daniël van Pierre, een adellijk
jongmensch uit Hamburg en een Deen, genaamd Pels,
kregen twist en reden om dien te beslechten op 16